zondag 11 december 2011

2011 (deel 3)


Het einde van het jaar stond voor mij voor een flink deel in het teken van mij initiatiefvoorstel Van Abbemuseum. Hierover heb ik al met regelmaat geblogd. Het resultaat van mijn inspanning is dat er naar alle waarschijnlijkheid in de laatste Raadsvergadering van dit jaar (20 december) een Taskforce benoemd gaat worden om het Van Abbemuseum door te lichten (zie blog n.a.v. commissie van 29 november jl.). Het doel is om te kijken waar de kansen liggen ten aanzien van cultureel ondernemerschap en de bedrijfsvoering in ruime zin. Het is niet helemaal wat ik voor ogen had, maar wel een stap in de goede richting denk ik. Wel is me opgevallen dat er veel partijen, als het over cultuur met een zogenaamde grote ‘C’ gaat, erg vaag blijven. Het lijkt wel of er een taboe op rust om helder en duidelijk te zijn als het over dit soort onderwerpen gaat. En op geen enkel moment, niet in het debat en niet in de media, heeft iemand de inhoud en feitelijke onderbouwing van mijn voorstel ter discussie gesteld. Zouden de cijfers dan toch kloppen en ziet iedereen wel dat er grote kansen liggen, maar durft men het niet hardop te zeggen?
Tot slot viel me ook op dat er bij voortduring geroepen wordt dat het Van Abbemuseum internationaal in zo’n hoog aanzien staat. Navraag waar dit op gebaseerd is, levert niet zoveel op. Mijn poging om deze subjectieve stellingname, die collectief door iedereen als een soort mantra herhaald wordt, geobjectiveerd te krijgen, bleef steken het bij het volgende:
1) Objectieve internationale rankings zijn niet bekend.
2) Wel is er inmiddels 6 jaar geleden (27 oktober 2005) een rapport gepubliceerd door de universiteit van Antwerpen (geschreven in opdracht van de Vlaamse Gemeenschap): ‘Musea voor Moderne Kunst Vergeleken’. In dit rapport wordt het Van Abbe vergeleken met middelgrote Europese musea van hedendaagse kunst die ‘op Europees niveau een betekenisvolle, zij het niet doorslaggevende, rol spelen.’ Met als doel lessen te trekken voor de (ontwikkeling van de) Vlaamse musea. In het rapport wordt het Van Abbe in verschillende passages als voorbeeld gesteld (onder andere de collectie steekt met ‘kop en schouders’ boven de andere musea uit).
3) En dan hebben we de recente prijs die Charles Esche, niet het Van Abbemuseum lijkt het, ontvangen heeft van de European Cultural Foundation (overigens een Nederlandse organisatie!), waarin het vooruitstrevend beleid van het Van Abbe herkend wordt.
Dus naast een Belgisch rapport uit 2005 dat o.a. de collectie van het Van Abbe benoemd en een recente Nederlandse prijs voor Charles Esche is er niet zoveel dat de stelling van de bijzondere positie in de wereld of Europa van het Van Abbemusuem onderbouwd. Ik sluit niet uit dat het Van Abbemuseum deze positie in meer of mindere mate wel heeft, maar bijzonder is wel hoe men elkaar hierover napraat, zonder objectieve staving van de ingenomen vooronderstelling. Mijns inziens is dit niet politiek op z’n best.
Verder ronden we nog dit jaar, tenminste voorlopig, het ‘koopzondagen’-debat af. Een dossier dat landelijk niet opgelost wordt door het CDA-PVV-VVD gedoogkabinet, omdat de SGP het slot erop heeft. In Eindhoven komt de wethouder met een voorstel waar de vragen die ik heb gesteld in de commissie van september jl. nog steeds niet beantwoord zijn. Blijft het 12+2 of wordt het 26 of 52 koopzondagen? Als Partij van de Arbeid hebben we min of meer een sleutelpositie en we zullen de komende dagen dus een zeer zorgvuldige afweging moeten maken, maar dat hebben we dit jaar al eerder gedaan (denk aan het PSV-dossier). Jammer is wel dat dit moet gebeuren op basis van een minder sterk onderzoek en zonder dat onze vragen in afdoende maten zijn beantwoord.
Tot slot nog een ‘cultuurpuntje’. Gedurende de zomermaanden heb ik tijdelijk het cultuurdossier mogen waarnemen in de commissies. Onderwerpen als het CKE en de bibliotheek stonden op de agenda. Mede door de voorgenomen financiĆ«le ingrepen, respectievelijk € 1 miljoen en € 3 miljoen, en het belang van deze instellingen, zijn dit interessante dossiers. Opvallend is dat we, ondanks de forse ingrepen in de cultuur- en evenementensector die het college voorstelt, toch nog kans zien om ander zaken mogelijk naar ons toe te trekken. Zaken die m.i. geld gaan kosten dat we niet hebben of ten koste gaat van anderen. Denk hierbij aan het Nederlandse Kamerkoor. Om aan de voorkant scherp erop toe te zien dat we geen beloftes maken die we achteraf niet kunnen waarmaken, of die we niet willen als Raad, hebben we hierover op voorhand, n.a.v. berichten in de pers, vragen gesteld (blog 10 november).
Het is goed om aan het einde van het jaar even terug te blikken en rekenschap af te leggen, al is het alleen maar voor jezelf. En nu op naar 2012.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten